Laurens Claes • December 9, 2024

Rechtspraak - ontvankelijkheid hoger beroep art. 61quater Sv.

Hieronder leest u een geanonimiseerd uittreksel van een arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling van Antwerpen van 6 oktober 2023. Het Hof sprak zich uit over de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat werd ingediend op grond van art. 61quater Wetboek van Strafvordering tegen de weigering van de onderzoeksrechter om een beslag op diverse bankrekeningen op te heffen.


Hof van Beroep Antwerpen - Kamer van Inbeschuldigingstelling*


Arrest

Arrestnummer: K/2313/2023
Repertoriumnummer: 2023/3775
Ref:

(...)


1. VOORGAANDEN


1.1. Verzoekster richtte overeenkomstig artikel 61quater van het Wetboek van Strafvordering een verzoek aan de onderzoeksrechter tot opheffing van een onderzoekshandeling met betrekking tot haar goederen, meer bepaald:

het beslag op bankrekeningen bij (...)


Het verzoekschrift werd ingediend op 8 augustus 2023 en ingeschreven in het register ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen.


1.2. De procureur des Konings vorderde op 10 augustus 2023.

1.3. De onderzoeksrechter wees het verzoek af bij beschikking van 5 september 2023, omdat de wet voorziet in de mogelijkheid tot teruggave van verbeurdverklaarde goederen/gelden. De beschikking werd diezelfde dag ter kennis gebracht aan de procureur des Konings en de advocaat van verzoekster.

1.4. De advocaat van verzoekster stelde hoger beroep in op 6 september 2023 via een verklaring op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg tegen de beschikking.


2. RECHTSPLEGING


2.1. Verzoekster en haar advocaten werden regelmatig opgeroepen.

2.2. De schriftelijke vordering van de procureur-generaal van 12 september 2023 werd aan het dossier toegevoegd.

2.3. Ter zitting van 22 september 2023 werd de substituut-procureur-generaal gehoord, samen met verzoekster, die haar middelen uiteenzette. Een conclusie en een stukkenbundel werden neergelegd.


3. BEOORDELING


3.1. Het verzoekschrift werd ingediend overeenkomstig artikel 61quater §2, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de onderzoeksrechter binnen vijftien dagen uitspraak moet doen.

De beschikking van 5 september 2023 was laattijdig, omdat de termijn van vijftien dagen was overschreden.

3.2. De advocaat van verzoekster stelde hoger beroep in op 6 september 2023, via een verklaring ter griffie tegen de laattijdige beschikking.

3.3. Artikel 61quater §6 bepaalt dat hoger beroep uitsluitend mogelijk is via een met redenen omkleed verzoekschrift wanneer de onderzoeksrechter te laat is met zijn beslissing. Omdat verzoekster enkel een verklaring ter griffie deed, is het hoger beroep onregelmatig en onontvankelijk.

3.4. De bijkomende termijn van vijftien dagen (artikel 61quater §6) geldt enkel als wachttermijn om partijen tijdig in kennis te stellen. Deze termijn verlengt de oorspronkelijke vijftien dagen niet.

3.5. De argumentatie van verzoekster bij conclusie doet hieraan geen afbreuk.


4. BESLISSING


4.1. De rechtspleging geschiedde op tegenspraak.
4.2. Het hoger beroep bij verklaring ter griffie is onontvankelijk.
4.3. Verzoekster wordt veroordeeld tot de kosten van hoger beroep.


Analyse :


Indien de onderzoeksrechter buiten de termijn van 15 dagen een beslissing neemt, moet volgens de parlementaire werkzaamheden bij het wetsartikel inderdaad de volledige termijn van 30 dagen (15 + 15 dagen wachttijd) afgewacht worden, na afloop waarvan vervolgens binnen de 8 dagen een gemotiveerd verzoekschrift worden neergelegd. Neemt de onderzoeksrechter dus laattijdig een beslissing, i.e. buiten de termijn van 15 dagen, dan kan geen hoger beroep meer worden ingediend door een verklaring ter griffie. Er wordt ons meegedeeld dat sommige KI's elders in het land in dergelijke hypothese een andere mening zijn toegedaan en wel tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep beslissen.


Gelijkaardige rechtspraak:


KI Antwerpen nr. K/2378/2019, 17 oktober 2019

Wanneer in het kader van een verzoekschrift conform artikel 61quater Sv. tot opheffing van het beslag van een roerend goed in strafzaken, de onderzoeksrechter niet binnen de vijftien dagen na inschrijving van het verzoekschrift en aldus laattijdig een beschikking neemt, is het ingestelde hoger beroep tegen deze beschikking bij verklaring ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg onontvankelijk. De laattijdige beschikking is immers nietig zodat het beroep uitsluitend kan worden ingesteld bij gemotiveerd verzoekschrift.


*Met dank aan Mr. Kris Luyckx (Desdalex) voor het aanleveren van de uitspraak.







Share by: