Tijdens de Covid-19-pandemie werd er aan verschillende Belgische hoven en rechtbanken reeds volop geëxperimenteerd met videoconferentie. Ook vonden er een reeks proefprojecten plaats. Eén van de belangrijkste kritieken was het ontbreken van een duidelijk wettelijk kader waarin deze wijze van verschijning wordt georganiseerd.
Het is niet de bedoeling om het gebruik van videoconferentie in het kader van gerechtelijke procedures te veralgemenen of tot de regel te maken, maar wel om ertoe de mogelijkheid te bieden, met eerbiediging van de rechten van de rechtzoekenden en het recht op een eerlijk proces. De regel moet blijven dat alle deelnemers van het proces fysiek aanwezig zijn in de zittingszaal.
Net zoals in het burgerlijk recht, voorziet de ontworpen regeling in strafzaken het gebruik van videoconferentie in drie hypotheses : (1) op verzoek van het gerecht met akkoord ; (2) op verzoek van een partij of persoon om per videoconferentie op de zitting te verschijnen of deel te nemen en (3) op verbod van het gerecht om fysiek te verschijnen.
Het volledige wetsontwerp kunt u hier raadplegen en zal weldra ook uitgebreider worden becommentarieerd door ondergetekende.
Verdere literatuur:
P. THIRIAR, "De virtuele terechtzitting in de civiele procedure en het recht op een eerlijk proces"
L. CLAES, "De blijvende impact van Covid-19 op de strafprocedure en de strafuitvoering"
(Verschenen in B. VANLERBERGHE – S. RUTTEN – J. ROZIE, Covid-besmetting van de rechtshandhaving, Antwerpen, Intersentia, 2021, te raadplegen op Stradalex of Jurisquare).